Visualiseer dynamiek in de natuur
Wie tijdens het fotograferen even de tijd neemt om camera en statief opzij te zetten en de natuur, het weer en het landschap bestudeert, merkt dat er vaak heel wat beweegt in de natuur. Bomen wiegen heen en weer, het gras wuift in de wind, vogels vliegen voorbij, beekjes kabbelen zich een weg door het land en mistbanken rollen langzaam over de velden. Natuur en landschap zijn zelden statisch, maar worden wel vaak zo gefotografeerd. Om de dynamiek te visualiseren en het landschap te laten zien zoals het echt is, kan je experimenteren met tijd. Door de sluitertijd aan te passen kan je het uitzicht en de sfeer in een beeld helemaal veranderen. Maar welke sluitertijd gebruik je wanneer en in welke situaties zal het aanpassen van die tijd de grootste impact hebben?
Wat is sluitertijd?
Voor we aan experimenteren denken, is het belangrijk om goed te begrijpen wat sluitertijd eigenlijk inhoudt. De sluitertijd is de tijd waarop de sluiter open staat en het licht op de sensor valt. Hoe langer de sluitergordijnen open staan, hoe meer licht de sensor kan opslaan. Je moet de sluitertijd dus eigenlijk begrijpen als de periode waarop de camera kan ‘zien’. Alles wat gebeurt gedurende die tijd wordt geregistreerd. Is de sluitertijd kort, dan ‘ziet’ de camera slechts gedurende een fractie van een seconde. Er wordt dus maar een fragment van de beweging geregistreerd en dat resulteert in het ‘bevriezen’ van de dynamiek. Wordt de sluitertijd langer, dan ‘ziet’ de camera voor een langere periode en wordt alle beweging gedurende die tijd opgevangen. Het resultaat? Je registreert meer van de beweging, maar ze wordt onscherper. Met een korte sluitertijd kan je dus beweging bevriezen, met een langere sluitertijd laat je meer van de beweging zien.
Weer en locatie
Om beweging te visualiseren, moet natuurlijk dynamiek aanwezig zijn. Op een rustige, windstille ochtend is alles veel statischer dan op een wisselvallige winderige dag. Je moet dus het juiste moment en de juiste locatie uitkiezen als je dynamische landschappen wilt fotograferen.
Een populaire bestemming om te experimenteren met sluitertijden is de kust. Golven die kapotslaan op het strand, rotsen of een golfbreker zijn het onderwerp van talloze foto’s. Kies een dag met aanlandige wind die vanuit de zee naar de kust waait. Op zo’n moment krijg je immers de beste golven. Er moet uiteraard voldoende wind staan: bij 2 Bfr zal de zee eerder vlak ogen en zijn de golven amper zichtbaar. Naast wind uit westelijke richtingen heb je dus ook een stevige bries nodig.
Rivieren en watervalletjes
Niet alleen de kust is interessant, ook rivieren en watervalletjes zijn ideale onderwerpen voor ‘long exposure’ fotografie. Ga op zoek naar riviertjes in een reliëfrijk landschap, want dan ontstaan stroomversnellingen en watervalletjes. Let er ook op dat het riviertje van enige betekenis is, want bij een rustig kabbelend beekje wordt het natuurlijk veel moeilijker om beweging te visualiseren. Voor dergelijke onderwerpen kies je best een bewolkte dag uit. Het zachte diffuse licht van een betrokken dag zorgt ervoor dat het contrast beheersbaar blijft en de details in en rond de riviertjes en watervallen goed zichtbaar zijn. Is het zonnig? Dan ontstaan harde schaduwen en zorgen lichtreflecties in het water er al snel voor dat er uitgebrande hooglichten ontstaan.
Platteland
Werk je liever wat dichter bij huis, dan is ook het platteland een leuke bestemming en dat vind je nagenoeg overal. In het voorjaar en de zomer wuiven de groene of goudgele graan- en gerstvelden bij winderige weeromstandigheden heen en weer. In de zomer is het bovendien af en toe onweerachtig. Er ontstaan stevige rukwinden die voor extra dynamiek in het landschap zorgen.
Woon je in een meer stedelijke omgeving, dan kan je het bruisende stadsleven op beeld vastleggen. De drukte op de markt en in de winkelstraten, het geharrewar op het stationsplein of de chaos in het verkeer. De stad is misschien nog het meest dynamische landschap van allemaal. Mogelijkheden zat dus om te experimenteren met tijd en beweging vast te leggen.
Materiaal
Wie wil experimenteren met ‘lange’ sluitertijden kan niet zonder een stevig statief. Een driepoot is absoluut noodzakelijk om de camera te ondersteunen wanneer de sluitertijd langer wordt. Bovendien laat een statief je ook toe om de compositie te verfijnen en heb je nadien beide handen vrij om de camera correct in te stellen, handmatig scherp te stellen of extra accessoires te hanteren.
Filters
Bij natuur- en landschapsfotografie is de scherptediepte en dus het diafragma heel belangrijk. Voor landschappen wens je doorgaans veel scherptediepte (bv. f/11 – f/16), zodat het landschap scherp oogt van voor tot achter. Je werkt dus meestal in diafragmavoorkeur om het diafragma in te kunnen stellen volgens de gewenste waarde. De belichting regel je vervolgens aan de hand van de sluitertijd. Om beweging te visualiseren, zet je de camera dus niet in sluitertijdvoorkeur zoals soms aangenomen wordt. Wil je toch de sluitertijd beïnvloeden, dan maak je gebruik van grijsfilters die licht tegenhouden waardoor de sluitertijd langer wordt. Deze filters bestaan in verschillende sterktes die meer of minder licht filteren. De sterkte van de filter hangt af van persoonlijke smaak en de situatie. Met een ND-filter van 3 en 6 stops kom je al een heel eind. Je kunt immers het diafragma of de ISO-waarde nog wijzigen wanneer de sluitertijd te lang dreigt te worden.
Polarisatiefilter
Aangezien je bij ‘long exposure’ fotografie vaak in de buurt van water fotografeert is ook een polarisatiefilter een must-have. Dergelijke filter laat je toe om reflecties op en rond het water te beïnvloeden. Je kunt hiermee storende lichtreflecties op het wateroppervlak wegfilteren en de kleuren en contrasten over het gehele beeld verbeteren. Bovendien houdt een polarisatiefilter ook één tot anderhalve stop licht tegen. Is je grijsfilter dus onvoldoende dan kan je met een polarisatiefilter eventueel nog wat extra licht blokkeren.
Accessoires
Naast filters en een statief is ook een afstandsbediening aangewezen. Zo vermijd je onscherpte die kan ontstaan bij het afdrukken. Persoonlijk kies ik meestal voor een eenvoudige afstandsbediening. Meer dan een kabeltje met schakelaar hoeft dit eigenlijk niet te zijn. Uit ervaring heb ik geleerd dat die dingen immers snel kapotgaan. Bovendien merk ik op workshops dat deelnemers vaak zitten te knoeien met meer complexe afstandsbedieningen die over te veel mogelijkheden beschikken of waarvan de batterijen snel leeg zijn. Vergeet ten slotte niet om bij het fotograferen met langere sluitertijden de beeldstabilisatie uit te schakelen, want ook die kan voor onscherpte zorgen. Bovendien heeft ze geen enkel nut omdat je toch vanaf een statief werkt.
Techniek
De juiste sluitertijd bepalen hangt af van je voorkeur en het effect of de sfeer die je wilt creëren. Doorgaans kan je stellen dat een sluitertijd tussen 0,5 en 2 seconden voldoende is om beweging te visualiseren. Met dergelijke sluitertijd voel je de dynamiek van golven die kapotslaan op de rotsen of het strand. De mooiste effecten op het water krijg je wanneer een golf terugtrekt. Je drukt dus af op het moment dat het water terug naar de zee begint te vloeien. Zo ontstaan prachtige lijnen en draaikolkjes. Diezelfde sluitertijd hanteer je ook bij riviertjes en watervalletjes. Je krijgt dan het gevoel dat het water stroomt maar toch blijven alle details in de waterval goed zichtbaar. Maak je de sluitertijd te lang, dan wordt het wateroppervlak te vlak en oogt het water in de rivier erg onnatuurlijk. Ten slotte gebruik je dezelfde sluitertijd ook om beweging te benadrukken die ontstaan is door de wind, zoals schommelende takken en bladeren, bloemen en planten of gewassen.
Mysterieus
Met een sluitertijd van 5 tot 10 seconden geef je golven die kapotslaan op de rotsen een meer mystieke sfeer. Het water wordt op dat moment herleid tot een soort mist. Voor dergelijk effect heb je wel een stevige golfslag nodig. De Noordzee is doorgaans vrij rustig, dus aan de Belgische en Nederlandse kust krijg je dat effect enkel bij onstuimig weer. De Atlantische Oceaan daarentegen is veel dynamischer met een grillige kustlijn tot gevolg. De golven die daar ontstaan zijn vaak veel imposanter waardoor het ‘mist’ effect uitgesprokener wordt.
Extreem lange sluitertijden
Je kunt de sluitertijd uiteraard nog langer maken, maar dan verdwijnt de dynamiek uit het water en wordt het wateroppervlak herleidt tot een vlakke massa. Vanaf dat moment krijg je wel meer dynamiek in de wolkenlucht. Met een sluitertijd van 30 seconden begin je beweging te ontdekken in de voorbijtrekkende wolken. Dit resulteert in dreigende beelden waarbij het wolkendek één massa wordt met donkere en lichte vlekken en allerlei lijnen. Het mooiste effect ontstaat wanneer de wolken naar jou toe of van je weg drijven (dus in dezelfde richting als de camera). Zo ontstaat lijnwerking die het beeld extra diepte geeft. Dergelijke extreem lange sluitertijden worden regelmatig gebruikt door architectuur- en fine-art fotografen. Bij hen zijn sluitertijden van twee minuten en langer dus perfect normaal.
Correct belichten
Wanneer je met filters en lange sluitertijden experimenteert, is het belangrijk dat de belichting correct gebeurt. Je moet dus goed overweg kunnen met de instellingen en in staat zijn om het histogram correct te interpreteren. Al te vaak zijn foto’s onderbelicht omdat er fouten worden gemaakt tegen de belichting. Grijsfilters zorgen ervoor dat het beeld donkerder wordt en de automatische lichtmeting in de camera krijgt het lastig. Controleer dus regelmatig het histogram en zorg ervoor dat de meeste informatie aan de rechterkant zit. Vermijd onderbelichte foto’s, want als je die nadien terug moet oplichten, is dat sowieso nefast voor de kwaliteit.
Lange sluitertijd bij wildlife
We hebben voorlopig vooral beweging gevisualiseerd bij landschapsfotografie, maar ook bij wildlife fotografie kan je experimenteren met lange sluitertijden. Je kunt een gevoel van beweging introduceren of een abstracter beeld maken door een voorbijvliegende vogel of een rennend zoogdier met een langere sluitertijd te fotograferen. Opnieuw hangen de sluitertijd en de techniek af van het effect dat je wilt introduceren en de snelheid waarmee het onderwerp beweegt. Er zijn twee manieren om een lange sluitertijd toe te passen bij wildlife fotografie. Bij ‘panning’ volg je het onderwerp met de camera aan dezelfde snelheid als waarmee het beweegt. Door gebruik te maken van een sluitertijd tussen ongeveer 1/5 en 1/30 seconde blijft het onderwerp relatief scherp, maar zal de achtergrond vervagen. Als je deze techniek goed toepast, dan ontstaan verrassende en creatieve foto’s. De beste resultaten krijg je wanneer het onderwerp zijdelings beweegt en de afstand tussen fotograaf en onderwerp dus ongeveer dezelfde blijft. Als het onderwerp naar jou toe of van je weg loopt is het vaak veel moeilijker.
Naast panning bestaat ook ‘bewegingsonscherpte’ waarbij jij de camera stilhoudt, maar het onderwerp door het beeld beweegt. Deze techniek is iets gemakkelijker dan ‘panning’ en komt het best tot z’n recht wanneer je meerdere dieren fotografeert. De onscherpte die dan ontstaat benadrukt de gezellige drukte die vaak ontstaat in een groep dieren. De juiste sluitertijd hangt opnieuw af van de snelheid waarmee je onderwerp beweegt en het effect dat je wilt creëren. Bij bewegingsonscherpte zal de sluitertijd doorgaans echter langer moeten zijn dan bij panning.
Bij wildlife fotografie zal je in tegenstelling tot landschapsfotografie wel in sluitertijdvoorkeur werken. Je stelt de sluitertijd dus zelf in om het gewenste effect te bereiken en laat de camera het diafragma en/of ISO bepalen.
Visualiseer dynamiek
De natuur barst van beweging. Wil je je onderwerp alle recht aandoen? Vertraag dan de tijd en probeer die levendigheid te visualiseren. Het effect hangt vaak af van je persoonlijke voorkeur en de snelheid van het onderwerp, maar door te experimenteren en gebruik te maken van de tips uit dit artikel maak je creatieve beelden die de natuur laten zien zoals die echt is: dynamisch!